zaterdag 18 juli 2009

Robert

Ze blijft bij me!
Suze, mijn vrouw, heeft het al een tijdje moeilijk. De afgelopen tijd is ze afwisselend prikkelbaar en in zichzelf gekeerd. Soms is ze misselijk en ze heeft weinig eetlust. Ja, ik vind dat ze behoorlijk labiel is. Zo heb ik haar nog nooit meegemaakt in die dertien jaar dat we bij elkaar zijn.

Van de week nog mopperde ze verschrikkelijk op Jan, haar schrijfcoach. Ze ergerde zich aan de opdracht, vertelde ze. Ze vloekte zelfs, iets dat ze anders nooit doet. Ik heb haar maar een beetje geplaagd, gedaan alsof ik gek was, maar moest wel lachen toen ze me de opdracht voorlas. Jan's boodschap aan mij kon niet duidelijker zijn. Ook hij weet ervan, van haar overspel en van mijn plan een eind te maken aan dat alles. 'Schrijf een verhaal over een verdwaalde man in de nacht. En het mag niet duidelijk worden hoe hij daar terecht is gekomen.' Geweldig!

Eergisternacht moest Suze overgeven! Vreselijk, ik heb geen oog dicht gedaan, hoorde alles. God zij dank ging ze naar beneden en pas toen kon ik slapen. 's Ochtends kon zij blijven liggen maar ik moest vroeg naar mijn werk. Ze was nog erg duf toen ik wegging, volgens mij sliep ze nog maar net, was ze de hele nacht wakker geweest. Op zich wel logisch, ze voelde aan dat er iets niet klopte. Hij liet het afweten, haar minnaar en dat maakte haar bloednerveus.
Pieter heet hij en hij heeft een administratiekantoor. Vorig jaar kregen Suze en Pieter een verhouding. In die tijd droeg ik mijn boekhouding aan hem over en Suze leverde eens per week alles aan. Aanvankelijk per mail en post, maar op de Kerstborrel bij iemand thuis spraken ze iets af, zag ik. Sindsdien ging ze bij hem langs en was het raak. Al snel daarna begon ze met haar nachtelijke bezoekjes. Dan hoorde ik haar wegrijden. Tegen zessen kwam ze thuis, rozig, moe en viel dan als een blok in slaap.
Ach, eigenlijk vond ik het niet eens zo erg. Ik begon in die tijd daarvoor een beetje moeite met Suze te krijgen. Ze maakte me verwijten. Ik schoot tekort, vond ze. Ik kon geen goed meer doen: We gingen niet meer uit, niet meer naar vrienden, kregen zelf geen bezoek meer en nog veel meer van dat typische vrouwengezeur. Doodmoe werd ik ervan. 'Begrijp je dan niet dat ik in deze fase van mijn leven genoeg aan mezelf heb!' heb ik een paar keer naar haar hoofd geslingerd! 'Begrijp je dan niet dat ik doodmoe ben van alles!' Op een gegeven moment hield ik me doof voor haar kritiek. Dat werkte want na een paar maanden gaf ze het op, ze bleef thuis, zat uren achter haar PC en werkte aan haar boek.
Over kinderen had ze het sinds haar verhouding met Pieter ook niet meer en dat was eerlijk gezegd een hele opluchting voor mij. Ik hoef ze niet, want wat ik al zei: ik heb genoeg aan mezelf.
Ik begrijp haar beweegredenen om uit te wijken naar een andere vent voor de sex en okay, voor liefde misschien. Tot voor kort dacht ik dat het wel over zou waaien. Maar nu dreigt het uit de hand te lopen. Want ik denk dat Suze zwanger is, ze is dikker en steeds vaker misselijk. Van mij is het niet maar wel van hem! Vreselijk! Het zou me wel heel verdomde slecht uit komen. Ik zie het al voor me! Straks wil ze van me scheiden en dat is wel het laatste waar ik op zit te wachten. Mijn huwelijk is mijn onderpand voor mijn zaak. Dat moet ze toch begrijpen? Ze komt uit een zakenfamilie notabene, een familie van handelaars in interieurartikelen uit de tropen. Tapijten, kussens, gordijnstof, vazen..... Schatrijk zijn ze ermee geworden. Suze kent het klappen van de zweep, werkte tien jaar mee in de zaak voordat ze zich ging wijden aan het schrijven. Ze weet hoe het zit als ze bij me weggaat!

Twee jaar geleden ben ik begonnen met het inrichten van hotels en restaurants in Europa en dat legt mij, maar ook mijn schoonfamilie geen windeieren. Regelmatig spelen ze opdrachten aan me door, sturen klanten naar mij toe voor inrichtingsopdrachten. Dat gunnen ze me voornamelijk vanwege Suze. Ik krijg het er wel heel druk mee, op zich prima, maar ik werk zo'n zestig uur in de week, inmiddels. Jan, de schrijfcoach wil op korte termijn partner in mijn zaak worden. Hij is verre familie van Suze. Hij wil de PR doen en de interne zaken regelen. Dat zou mij enorm verlichten en uiteindelijk veel tijd schelen. Dan kan ik ook weer eens wat vaker op vakantie.

Laatst lag ik er wakker van, van dat gedoe tussen Pieter en Suze. Vreselijk, ik haat dat, niet kunnen slapen. Maar ik heb die nacht wel bedacht dat ik hem zou laten verdwalen. Esther, de vrouw van Pieter, bracht ik de volgende ochtend direct van mijn plan op de hoogte. Ze had me al een paar keer gebeld over de verhouding, maakte zich nogal zorgen over een eventuele scheiding. Ze hebben vier kinderen! Ze moest er niet aan denken om haar hand op te moeten houden bij hem, zei ze.
Esther vond mijn plan uitstekend en wilde me graag helpen. Gelukkig voor haar heeft Pieter zijn overlijdensverzekering goed geregeld. Ja, je bent boekhouder of je bent het niet.
Ook Jan heb ik op de hoogte gebracht en ook hij vond het een goed plan. 'Waterdicht, Robert', zei hij, 'waterdicht.' 'Misschien kun je beter zeggen: luchtdicht', zei ik nog. We hebben er een lekker biertje op gedronken.

Gistermiddag hebben we het gedaan, Esther en ik. Samen hebben we het probleem Pieter opgelost. Het was een fluitje van een cent, werkelijk waar. Hij was zo mak als een lam. Wat wil je, hij had al een paar dagen niks gegeten en gedronken. Medelijden had ik niet. Toen ik thuiskwam, trof ik Suze in bed. Ze voelde zich niet goed, zei ze. Ik liet haar lekker liggen en heb 's avonds een wedstrijd gekeken op tv, onderwijl Jan gebeld en met hem op afstand een biertje gedronken op de goede afloop.

Toen ik Suze net aantrof in de auto van Pieter, daar in het bos waar zij hem verwachtte, en ik haar vertelde dat Pieter verdwaald is, - nee, dat we hem hebben laten verdwalen - zei ze niet zo veel. Eerder keek ze schaapachtig maar verder liet ze niets merken. Ze ging braaf met me mee, zuchtte hooguit wat harder dan normaal. Vlak bij de auto gaf ze over, gelukkig niet in de auto.
Ach, Suze trekt wel weer bij, ik ken haar goed genoeg. Suze kiest eieren voor haar geld: ze blijft bij me. Mark my words! Suze blijft bij me!

zondag 7 juni 2009

Suze

'Waarom moet ik nou weer een stuk schrijven over een man die 's nachts verdwaald is? Die ergens is beland en niet eens weet hoe hij daar terecht is gekomen?' Vertwijfeld wrijft ze over haar gezicht, poetst in haar vermoeide ogen. 'Wat een klote-opdracht van mijn schrijfcoach, mompelt ze. Hoe verzint hij het?'
'Welnee', zegt haar man naast haar, 'helemaal geen klote-opdracht. Dat is toch niet irreeel, dit onderwerp? Er zijn genoeg mannen die 's nachts verdwalen en niet weten hoe ze ergens terecht gekomen zijn. Dat zeggen ze in nood, bijvoorbeeld als ze ergens aangetroffen worden in hun auto, met een dame op de achterbank. Ik kan je zo iemand noemen die.... ' en hij neemt een grote slok koffie. Kijkt haar over de rand van zijn kopje aan. Zijn ogen glinsteren.

'Jaaaaah hoor, jij verzint 't waar je bij zit, zeg', schampert ze. 'Hoe vaak zou dat nou voorkomen?' 'Vaker dan je denkt, vrouw van me', zegt hij en hij slaat zijn armen zo strak om haar heen dat ze bijna stikt. Bijt in haar hals. Het bijten gaat over in zoenen, hij maakt knedende bewegingen met zijn handen en fluistert lieve woordjes in haar oor. Ze ruikt zijn adem, hij ruikt bitter, vindt ze, naar sigaretten en zwarte koffie. 'Ik moet even naar de wc', zegt ze en glipt weg.

Die avond kijkt ze een film op tv, over een vader die met lede ogen toeziet hoe zijn mooie dochter met een sukkel trouwt. Daarna drinkt ze nog een wijntje en gaat om elf uur naar bed. Haar man slaapt al. 'Morgenochtend maar het stuk schrijven', denkt ze voordat ze in slaap valt.

Die ochtend ontwaakt ze al om half vijf. Ze is misselijk, probeert het weg te zuchten maar het lukt niet. Opeens is de misselijkheid te overweldigend en moet ze rennen! Boven de wc-pot spuugt ze haar avondeten uit. Als haar maag tot rust is gekomen, wankelt ze naar de wastafel en bekijkt haar bleke, klamme gezicht in de spiegel. In alle hevigheid denkt ze aan de woorden van haar man. Ze ziet zijn glinsterende donkere ogen voor zich, voelt zijn strakke greep om haar middenrif. Omdat ze voelt dat ze niet meer kan slapen gaat ze naar beneden.

Als ze daar zo ligt, denkt ze aan haar minnaar. Ze mist hem, wil in zijn armen liggen en niet zoals nu, alleen op de bank. Ze heeft het koud en verlangt naar zijn warmte, zijn handen. Terwijl haar man slaapt hebben zij en haar minnaar elkaar al maanden lief op de achterbank van zijn auto. Twee of drie keer per week. Het begon op een feestje eind december, bij vrienden. De dag erna sms'te hij haar dat hij haar die middag nog wilde zien. Ze vond het heerlijk, ze vond hem heerlijk, ze genoot met volle teugen. Tussen haar en haar man was het al bijna twee jaar niet goed meer. Hij werkte zestig uur in de week sinds hij een eigen zaak had, ook in de weekenden. De zaken gaan goed, maar zij was inmiddels vereenzaamd. Dat merkte ze pas echt door de aandacht van haar minnaar. Ze sluit haar ogen, glimlacht en ontspant.

Ineens wordt ze wakker van haar man die over haar gebogen staat. 'Vrouwtje, doe rustig aan vandaag, ziek is ziek hoor', zegt hij en knijpt in haar wang en voordat ze iets kan zeggen is hij al weg.

Nog even blijft ze liggen en denkt na. Ze is al een paar weken misselijk en bovendien is ze nu een paar keer niet meer ongesteld geweest. Ze staat op, gaat naar het toilet, vangt haar urine op in een potje, kleedt zich aan en gaat naar de de huisarts. 'We bellen u tussen tien uur en kwart over tien, mevrouw', zegt de assistente, knikt haar bemoedigend toe en sluit de deur. Thuisgekomen mailt ze haar schrijfcoach. ' Beste Jan, ik ben ziek en houd me een paar dagen rustig. Het ontbreekt me aan alle kanten aan inspiratie. Vind je het goed als ik mijn huiswerkopracht over een paar dagen inlever? '

Klokslag tien belt de huisarts. Hij bevestigt haar vermoeden. Ze is zwanger. 'Dank u wel', zegt ze en pakt haar mobiel. Ze moet hem bellen, ze is zwanger van hem, dat weet ze zeker. Met haar man heeft ze ruim een jaar geen sex gehad.
Hij neemt niet op en ze spreekt de voicemail in. 'Lieverdje van me, ik ben het. Ik heb een belangrijke boodschap, alsjeblieft schatje, neem op!. Ik wil je zien, zo snel mogelijk, alsjeblieft!.' Ze wacht. Hij belt niet terug.
De uren daarna probeert ze te vullen met huishoudelijk werk maar er komt niks uit haar handen. Ze voelt zich moe en het drukt in haar hoofd door alle gedachten. 'Ik ben zwanger, hij weet wat er gaande is en ik ben verdomme nog steeds misselijk.'
Als ze een paar borden op de grond laat kletteren, besluit ze te stoppen met de klusjes. Ze pakt haar mobiel, belt hem nog een keer en nog een keer, sms't. Hij neemt niet op en belt niet terug.

Halverwege de middag houdt ze het niet meer en rijdt naar zijn kantoor. Alles is dicht, ziet ze, de lichten zijn uit, de deur is op slot. Binnen is het donker en stil. Ze roept zijn naam, klopt op de ramen, loopt een paar keer om het gebouw, roept zijn naam weer, dit keer door de brievenbus. Ongemakkelijk kijkt ze om zich heen, ze hoopt maar dat het niet al te veel opvalt hoe ze daar zo staat te roepen. Nog even blijft ze wachten op de stoep. ' Misschien komt hij zo', denkt ze, 'misschien is hij naar een klant en komt hij straks'. Ze kijkt op haar horloge. Het is al vier uur. 'Gewoonlijk zou het kantoor nu bijna sluiten. Nu hoort hij te sms-en voor het afspraakje van vannacht. Zo doet hij dat altijd.' Ze stapt in haar auto en rijdt naar huis.

Bij thuiskomst kruipt ze in bed. Stilletjes ligt ze daar, plat op haar rug op bed en kijkt naar het plafond. Om half acht hoort ze hoe haar man thuis komt. Blijkbaar merkt hij direct dat ze boven is, want in grote stappen beent hij de trap op en stormt de slaapkamer binnen. 'Schat, wat is er met je?' vraagt hij, zet onderwijl het raam op een kier en sluit de gordijnen. 'Niks, ik ben nog steeds misselijk en ik ben zo moe, ik wil alleen maar slapen' antwoordt ze en trekt het laken hoger zodat hij haar gezicht niet goed kan zien. ''Als je iets nodig hebt, roep me dan, vrouwtje' zegt hij en gaat weer naar beneden. Daar zet bij de televisie aan, hoort ze. Hij kijkt voetbal. De hele avond houdt ze haar mobiel in de gaten, ze spreekt fluisterend zijn voicemail in, sms't maar er gebeurt niks.

Om elf uur gaat haar man naast haar liggen. 'Alles goed me je, liefje?' fluistert hij. Ze voelt zijn gezicht vlakbij zich maar doet of ze slaapt en draait zich van hem af. Al snel hoort ze aan zijn ademhaling dat hij slaapt.

Die nacht hebben ze hun afspraak, om drie uur. Ze kan aan niks anders denken, haar hart bonkt, haar hoofd tolt. Gedachten razen rond. Ze verlangt hevig naar hem en wil zo graag met hem praten. Ze beheerst zich, blijft liggen en kijkt elk kwartier op de wekker.
Als het kwart over twee is, glijdt ze onder de dekens vandaan, kleedt zich aan in de badkamer, sluipt naar beneden en rijdt naar het bos.

Haar hart maakt een sprongetje als ze de jeep ziet staan. Razendsnel parkeert ze, springt uit haar auto en rent naar hem toe. 'Schatje', roept ze, 'schatje!' Pas als ze vlakbij is, ziet ze het. De auto is leeg. Vertwijfeld kijkt ze om zich heen, staat daar en roept hem. 'Schatje, lieverdje, ik ben er. Waar ben je?' Het enige dat ze hoort is het ruisen van de bomen, verder is het doodstil om haar heen.

Dan voelt ze aan het portier van de jeep. Die blijkt los. Ze stapt in en ruikt het direct: zijn aftershave. Ze ademt diep in, installeert zich in de stoel, blijft zijn geur tot zich nemen en kijkt naar buiten, ziet het bos om zich. De maan verlicht de omgeving.

'Het klopt niet, denkt ze, 'het klopt niet. Waarom belt hij me niet. Waarom staat zijn auto hier en is hij er niet? Zijn spullen zijn weg, het enige dat rest is zijn geur. Zijn heerlijke geur.' Ze legt haar handen in haar schoot en besluit te wachten. Ze heeft belangrijk nieuws en wil hem dat vertellen. Ze verlangt hevig naar zijn warmte, zo hevig dat het pijn doet. Ze wil huilen maar er komt geen traan. Stil zit ze daar en wacht.

Als het lichter wordt en de vogels beginnen met zingen, hoort ze een auto. 'Zou dat hem zijn? ' denkt ze. Haar hart slaat sneller. Ze tuurt en ziet dat het zijn Volvo is. Hij rijdt haar kant op, hobbelend over het bospad. Van schrik slaat ze haar handen voor haar gezicht. 'Wat gebeurt er', denkt ze, 'wat doet hij hier?'

Haar man parkeert vlakbij, stapt uit en beent met een gespannen gezicht naar haar toe. Vanachter haar raam bekijkt ze hem alsof ze naar een film kijkt. Haar ogen opengesperd. 'Dit kan niet waar zijn', denkt ze, 'wat gebeurt er?' Met een ruk opent hij het portier. Nog steeds voelt het alsof het niet echt is, alsof zich om haar heen een film afspeelt, een film waarin haar man een rol speelt. Nu loopt hij naar haar toe. Pas als ze zijn voetstappen hoort en hij het portier opent, dringt het tot haar door. Verslagen laat ze haar hoofd zakken. Hij grijpt naar haar, ze voelt zijn greep, ziet hoe hij haar hand om haar arm klemt. Zijn hoofd komt dichtbij, zo dichtbij dat ze zijn adem ruikt. 'Kom schatje, kom mee naar huis. Hij is er niet. Hij is verdwaald. We hebben hem laten verdwalen, verdwalen in de nacht. Zijn vrouw en ik. Het is goed zo, hij weet nergens meer van. Hij weet nu niet meer waar hij is en hoe hij daar terecht is gekomen. Kom.'
Als ze achter hem aan naar hun Volvo loopt, voelt ze misselijkheid opkomen.